Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En zij spraken [33]van den [34]God van Jeruzalem, als van de goden der volkeren der aarde, een werk van mensenhanden. 33. Anders, tegen; alzo in het volgende. 34. Dat is, den waren God, die de Israelieten uit zonderlinge genade tot zijn volk en eigendom uit de volken der aarde verkoren en aangenomen had, en beloofd daaronder te wonen, doch bepaald te Jeruzalem in den tempel, waar de ark was, een teken van zijn tegenwoordigheid.